Veel auto’s zijn tegenwoordig uitgerust met een lichtsensor. Deze automatische verlichting meet de lichtinval en bepaalt of de dimlichten van de auto voor en achter aan of uit moeten. Een slim hulpmiddel, behalve bij mist.
Bij tunnels is automatische verlichting meestal geen probleem, want dan is het donker genoeg. Maar bij mist is het een ander verhaal. Dan meet de lichtsensor vaak nog voldoende licht om ervoor te zorgen dan de dimlichten niet aangaan. Het gevolg is dat de auto enkel de dagrijverlichting aanstuurt. Deze lampen branden dan alleen aan de voorkant maar niet aan de achterkant. Dit kan voor gevaarlijke situaties zorgen.
Wat te doen?
Zet het dimlicht handmatig aan. Houd er uiteraard rekening mee deze handmatig uit te zetten (vaak gaat er een zoemer zodra de portier geopend wordt) of weer terug te brengen naar de automatische stand als de mist opgetrokken is.
Controle verlichting
Tevens adviseren wij om regelmatig de verlichting te controleren. Je kunt zelf de verlichting, mistlampen en gevarenlichten aanzetten en een rondje om de auto lopen om te zien of de verlichting werkt. Bij het controleren van de remlichten zal iemand anders achter de auto de werking hiervan moeten controleren. Zo ga je veilig de weg op.